Informo pri la vorto bijten (nederlanda → esperanto: mordi)

Sinonimoj: happen, knauwen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈbɛi̯tə(n)/
Dividobij·ten

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) bijt(ik) beet
(jij) bijt(jij) beet
(hij) bijt(hij) beet
(wij) bijten(wij) beten
(jullie) bijten(jullie) beten
(gij) bijt(gij) beet
(zij) bijten(zij) beten
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) bijte(dat ik) bete
(dat jij) bijte(dat jij) bete
(dat hij) bijte(dat hij) bete
(dat wij) bijten(dat wij) beten
(dat jullie) bijten(dat jullie) beten
(dat gij) bijtet(dat gij) betet
(dat zij) bijten(dat zij) beten
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
bijtbijt
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
bijtend, bijtende(hebben) gebeten

Uzekzemploj

Als hij hierdoor gebeten werd, zou hij binnen enkele minuten dood zijn.
Hij beet een tegenstander twee keer eerder tijdens een wedstrijd, in vier jaar tijd.

Tradukoj

afrikansobyt
albanakafshoj
anglabite
angla (malnovangla)bitan
ĉeĥakousat; kousnout; pokousat; uštknout
danabide
esperantomordi
feroabíta
finnapurra
francamordre
germanabeißen
havajanahu; nanahu; ʻaki; ʻakina; ʻaʻaki
hispanamorder
islandabíta
italamordere
jamajka-kreolabait
jidaבײַסן
katalunaagafar; corroir; mossegar
latinomordere
luksemburgiabäissen
malajamenggigit; gigit
norvegabite
okcidenta frizonabite
papiamentomorde
polagryźć
portugalaatacar metais; dar dentadas; morder; rilhar
rusaгрызть; кушать
saterlanda frizonabiete
skota gaelabid
surinamabeti
svedabita; nappa