Informatie over het woord nawijzen (Nederlands → Esperanto: montri fingre)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈnaʋɛi̯zə(n)/
Afbrekingna·wij·zen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) wijs na(ik) wees na
(jij) wijst na(jij) wees na
(hij) wijst na(hij) wees na
(wij) wijzen na(wij) wezen na
(jullie) wijzen na(jullie) wezen na
(gij) wijst na(gij) weest na
(zij) wijzen na(zij) wezen na
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) nawijze(dat ik) naweze
(dat jij) nawijze(dat jij) naweze
(dat hij) nawijze(dat hij) naweze
(dat wij) nawijzen(dat wij) nawezen
(dat jullie) nawijzen(dat jullie) nawezen
(dat gij) nawijzet(dat gij) nawezet
(dat zij) nawijzen(dat zij) nawezen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
wijs nawijst na
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
nawijzend, nawijzende(hebben) nagewezen

Vertalingen

Esperantomontri fingre