Informatie over het woord bankbiljet (Nederlands → Esperanto: monbileto)

Synoniemen: banknoot, briefje

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈbɑŋɡbɪljɛt/
Afbrekingbank·bil·jet
Geslachtonzijdig
Meervoudbankbiljetten

Voorbeelden van gebruik

„Zo,” hernam de ander, „en waar komen die bankbiljetten dan vandaan?”
U kunt er meer krijgen wanneer u mij nog wat bankbiljetten geeft.
Hij trok een dikke stapel bankbiljetten uit zijn zak en zwaaide die heen en weer.

Vertalingen

Afrikaansnoot
Catalaansbitllet de banc
DuitsBon; Schein; Banknote
Engelsbanknote
Esperantomonbileto; bankbileto; banka bileto; bileto
Faeröerspengaseðil
Italiaansbanconota
Portugeescédula; nota
Roemeensbancnotă
SaterfriesBon; Jäildschien; Jäildskien
Spaansbillete de banco
Swahilinoti
Turksbanknot; kâğıt para
Westerlauwers Friesbriefke
Zweedssedel