Informatie over het woord minimaliseren (Nederlands → Esperanto: minimumigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/minimaliˈzerə(n)/
Afbrekingmi·ni·ma·li·se·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) minimaliseer(ik) minimaliseerde
(jij) minimaliseert(jij) minimaliseerde
(hij) minimaliseert(hij) minimaliseerde
(wij) minimaliseren(wij) minimaliseerden
(jullie) minimaliseren(jullie) minimaliseerden
(gij) minimaliseert(gij) minimaliseerdet
(zij) minimaliseren(zij) minimaliseerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) minimalisere(dat ik) minimaliseerde
(dat jij) minimalisere(dat jij) minimaliseerde
(dat hij) minimalisere(dat hij) minimaliseerde
(dat wij) minimaliseren(dat wij) minimaliseerden
(dat jullie) minimaliseren(dat jullie) minimaliseerden
(dat gij) minimaliseret(dat gij) minimaliseerdet
(dat zij) minimaliseren(dat zij) minimaliseerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
minimaliseerminimaliseert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
minimaliserend, minimaliserende(hebben) geminimaliseerd

Voorbeelden van gebruik

Om het risico op een tekebeet te minimaliseren, adviseren we om een hoofddeksel op te zetten, bedekkende kleding te dragen en de broekspijpen in de sokken te stoppen.

Vertalingen

Engelsminimize
Esperantominimumigi