Informatie over het woord Rauchen (Duits → Esperanto: fumado)

Uitspraak/ˈraʊxən/
Woordsoortzelfstandig naamwoord
Geslachtonzijdig

Verbuiging

 EnkelvoudMeervoud
NominatiefRauchen
GenitiefRauchens
DatiefRauchen
AccusatiefRauchen

Voorbeelden van gebruik

Meine Mutter hielt nichts vom Rauchen.

Vertalingen

Engelssmoking
Esperantofumado
Nederlandsroken