Informatie over het woord opbaren (Nederlands → Esperanto: meti sur katafalkon)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔbaːrə(n)/
Afbrekingop·ba·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) baar op(ik) baarde op
(jij) baart op(jij) baarde op
(hij) baart op(hij) baarde op
(wij) baren op(wij) baarden op
(jullie) baren op(jullie) baarden op
(gij) baart op(gij) baardet op
(zij) baren op(zij) baarden op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opbare(dat ik) opbaarde
(dat jij) opbare(dat jij) opbaarde
(dat hij) opbare(dat hij) opbaarde
(dat wij) opbaren(dat wij) opbaarden
(dat jullie) opbaren(dat jullie) opbaarden
(dat gij) opbaret(dat gij) opbaardet
(dat zij) opbaren(dat zij) opbaarden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
baar opbaart op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opbarend, opbarende(hebben) opgebaard

Vertalingen

Engelsplace upon a bier
Esperantometi sur katafalkon