Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) verstoffelijk | (ik) verstoffelijkte |
(jij) verstoffelijkt | (jij) verstoffelijkte |
(hij) verstoffelijkt | (hij) verstoffelijkte |
(wij) verstoffelijken | (wij) verstoffelijkten |
(jullie) verstoffelijken | (jullie) verstoffelijkten |
(gij) verstoffelijkt | (gij) verstoffelijktet |
(zij) verstoffelijken | (zij) verstoffelijkten |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) verstoffelijke | (dat ik) verstoffelijkte |
(dat jij) verstoffelijke | (dat jij) verstoffelijkte |
(dat hij) verstoffelijke | (dat hij) verstoffelijkte |
(dat wij) verstoffelijken | (dat wij) verstoffelijkten |
(dat jullie) verstoffelijken | (dat jullie) verstoffelijkten |
(dat gij) verstoffelijket | (dat gij) verstoffelijktet |
(dat zij) verstoffelijken | (dat zij) verstoffelijkten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
verstoffelijk | verstoffelijkt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
verstoffelijkend, verstoffelijkende | (zijn) verstoffelijkt |