Informatie over het woord bewimpelen (Nederlands → Esperanto: maski)

Synoniemen: bemantelen, máskeren, verbloemen, verhullen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈʋɪmpələ(n)/
Afbrekingbe·wim·pe·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bewimpel(ik) bewimpelde
(jij) bewimpelt(jij) bewimpelde
(hij) bewimpelt(hij) bewimpelde
(wij) bewimpelen(wij) bewimpelden
(jullie) bewimpelen(jullie) bewimpelden
(gij) bewimpelt(gij) bewimpeldet
(zij) bewimpelen(zij) bewimpelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bewimpele(dat ik) bewimpelde
(dat jij) bewimpele(dat jij) bewimpelde
(dat hij) bewimpele(dat hij) bewimpelde
(dat wij) bewimpelen(dat wij) bewimpelden
(dat jullie) bewimpelen(dat jullie) bewimpelden
(dat gij) bewimpelet(dat gij) bewimpeldet
(dat zij) bewimpelen(dat zij) bewimpelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bewimpelbewimpelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bewimpelend, bewimpelende(hebben) bewimpeld

Vertalingen

Deensmaskere
Engelsmask
Esperantomaski
Portugeesmascarar
Spaanspaliar