Information about the word aanbenen (Dutch → Esperanto: marŝi rapide)

Synonym: vlug lopen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈambenə(n)/
Hyphenationaan·be·nen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) been aan(ik) beende aan
(jij) beent aan(jij) beende aan
(hij) beent aan(hij) beende aan
(wij) benen aan(wij) beenden aan
(jullie) benen aan(jullie) beenden aan
(gij) beent aan(gij) beendet aan
(zij) benen aan(zij) beenden aan
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) aanbene(dat ik) aanbeende
(dat jij) aanbene(dat jij) aanbeende
(dat hij) aanbene(dat hij) aanbeende
(dat wij) aanbenen(dat wij) aanbeenden
(dat jullie) aanbenen(dat jullie) aanbeenden
(dat gij) aanbenet(dat gij) aanbeendet
(dat zij) aanbenen(dat zij) aanbeenden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
been aanbeent aan
Participles
Present participlePast participle
aanbenend, aanbenende(hebben) aangebeend

Translations

Englishmend one’s pace
Esperantomarŝi rapide