Informatie over het woord plunderen (Nederlands → Esperanto: marodi)

Synoniem: stropen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈplɵndərə(n)/
Afbrekingplun·de·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) plunder(ik) plunderde
(jij) plundert(jij) plunderde
(hij) plundert(hij) plunderde
(wij) plunderen(wij) plunderden
(jullie) plunderen(jullie) plunderden
(gij) plundert(gij) plunderdet
(zij) plunderen(zij) plunderden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) plundere(dat ik) plunderde
(dat jij) plundere(dat jij) plunderde
(dat hij) plundere(dat hij) plunderde
(dat wij) plunderen(dat wij) plunderden
(dat jullie) plunderen(dat jullie) plunderden
(dat gij) plunderet(dat gij) plunderdet
(dat zij) plunderen(dat zij) plunderden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
plunderplundert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
plunderend, plunderende(hebben) geplunderd

Vertalingen

Engelsmaraud; plunder; raid; reave
Esperantomarodi
Faeröersnaspa; píska; stjala
Nederduitsplünderen
Spaansmerodear