Synoniemen: ontrollen, uitrollen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɑfʋɪkələ(n)/ |
---|
Afbreking | af·wik·ke·len |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) wikkel af | (ik) wikkelde af |
(jij) wikkelt af | (jij) wikkelde af |
(hij) wikkelt af | (hij) wikkelde af |
(wij) wikkelen af | (wij) wikkelden af |
(jullie) wikkelen af | (jullie) wikkelden af |
(gij) wikkelt af | (gij) wikkeldet af |
(zij) wikkelen af | (zij) wikkelden af |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) afwikkele | (dat ik) afwikkelde |
(dat jij) afwikkele | (dat jij) afwikkelde |
(dat hij) afwikkele | (dat hij) afwikkelde |
(dat wij) afwikkelen | (dat wij) afwikkelden |
(dat jullie) afwikkelen | (dat jullie) afwikkelden |
(dat gij) afwikkelet | (dat gij) afwikkeldet |
(dat zij) afwikkelen | (dat zij) afwikkelden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
wikkel af | wikkelt af |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
afwikkelend, afwikkelende | (hebben) afgewikkeld |