Informatie over het woord talmen (Nederlands → Esperanto: malrapidi)

Synoniemen: dralen, leuteren, teuten, toeven, treuzelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/tɑlmə(n)/
Afbrekingtal·men

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) talm(ik) talmde
(jij) talmt(jij) talmde
(hij) talmt(hij) talmde
(wij) talmen(wij) talmden
(jullie) talmen(jullie) talmden
(gij) talmt(gij) talmdet
(zij) talmen(zij) talmden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) talme(dat ik) talmde
(dat jij) talme(dat jij) talmde
(dat hij) talme(dat hij) talmde
(dat wij) talmen(dat wij) talmden
(dat jullie) talmen(dat jullie) talmden
(dat gij) talmet(dat gij) talmdet
(dat zij) talmen(dat zij) talmden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
talmtalmt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
talmend, talmende(hebben) getalmd

Voorbeelden van gebruik

„Zo staan de zaken,” zei Isaac, „en ik mag niet talmen.”
We hebben geen reden tot talmen.
Waarom is Weamish in zo’n beste bui en waarom mag er niet getalmd worden?
Toch talmde hij niet.

Vertalingen

Duitszögern
Engelsdelay
Esperantomalrapidi; lanti