Synoniemen: bevlekken, bevuilen, bezoedelen, vuilmaken, besmeuren, contamineren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /vərɔntˈrɛi̯nəɣə(n)/ |
---|
Afbreking | ver·ont·rei·ni·gen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) verontreinig | (ik) verontreinigde |
(jij) verontreinigt | (jij) verontreinigde |
(hij) verontreinigt | (hij) verontreinigde |
(wij) verontreinigen | (wij) verontreinigden |
(jullie) verontreinigen | (jullie) verontreinigden |
(gij) verontreinigt | (gij) verontreinigdet |
(zij) verontreinigen | (zij) verontreinigden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) verontreinige | (dat ik) verontreinigde |
(dat jij) verontreinige | (dat jij) verontreinigde |
(dat hij) verontreinige | (dat hij) verontreinigde |
(dat wij) verontreinigen | (dat wij) verontreinigden |
(dat jullie) verontreinigen | (dat jullie) verontreinigden |
(dat gij) verontreiniget | (dat gij) verontreinigdet |
(dat zij) verontreinigen | (dat zij) verontreinigden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
verontreinig | verontreinigt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
verontreinigend, verontreinigende | (hebben) verontreinigd |