Informatie over het woord tanen (Nederlands → Esperanto: malpliiĝi)

Synoniemen: afnemen, slinken, verflauwen, verminderen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈtanə(n)/
Afbrekingta·nen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) taant(hij) taande
(zij) tanen(zij) taanden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) tane(dat hij) taande
(dat zij) tanen(dat zij) taanden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
tanend, tanende(zijn) getaand

Voorbeelden van gebruik

Eerlijk gezegd zat ze nogal in de zorgen, want haar toverkracht was al jaren aan het tanen.
De geslaagde operatie op de Krim had zijn lang tanende populariteit weer tot grote hoogte opgestuwd.

Vertalingen

Engelsdecrease; diminish; drop; reduce; shrink; dwindle; ease
Esperantomalpliiĝi
Franss’abaisser; s’amoindrir
Italiaansdiminuire
Spaansamainar; decrecer; disminuir; menguar