Synoniemen: afnemen, slinken, verflauwen, verminderen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈtanə(n)/ |
---|
Afbreking | ta·nen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(hij) taant | (hij) taande |
(zij) tanen | (zij) taanden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat hij) tane | (dat hij) taande |
(dat zij) tanen | (dat zij) taanden |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
tanend, tanende | (zijn) getaand |
Eerlijk gezegd zat ze nogal in de zorgen, want haar toverkracht was al jaren aan het tanen.
De geslaagde operatie op de Krim had zijn lang tanende populariteit weer tot grote hoogte opgestuwd.