Informatie over het woord zinken (Nederlands → Esperanto: malleviĝi)

Synoniemen: dalen, verzakken, wegzakken, zakken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈzɪŋkə(n)/
Afbrekingzin·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) zink(ik) zonk
(jij) zinkt(jij) zonk
(hij) zinkt(hij) zonk
(wij) zinken(wij) zonken
(jullie) zinken(jullie) zonken
(gij) zinkt(gij) zonkt
(zij) zinken(zij) zonken
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) zinke(dat ik) zonke
(dat jij) zinke(dat jij) zonke
(dat hij) zinke(dat hij) zonke
(dat wij) zinken(dat wij) zonken
(dat jullie) zinken(dat jullie) zonken
(dat gij) zinket(dat gij) zonket
(dat zij) zinken(dat zij) zonken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zinkzinkt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
zinkend, zinkende(zijn) gezonken

Voorbeelden van gebruik

De edelman liet zijn lorgon zinken en wierp hem een koele blik toe.
De zon zonk lager en wierp lange schaduwen over het plein.

Vertalingen

Engelssink
Esperantomalleviĝi
Fransbaisser; s’abaisser
Spaansbajar
Sranansaka
Thaisลง
Turksalçalmak