Informatie over het woord ruĝa

Woordsoortbijvoeglijk naamwoord
Afbrekingruĝ·a

Verbuiging

 EnkelvoudMeervoud
Nominatiefruĝaruĝaj
Accusatiefruĝanruĝajn

Voorbeelden van gebruik

La manoj finiĝis per ruĝaj fingroungoj.

Vertalingen

Afrikaansrooi
Albaneeskuq
Catalaansroig; vermell
Deensrød
Duitsrot
Engelsred; ablush; blushing
Faeröersreyður
Finspunainen
Fransrouge
Grieksκόκκινο
Hawaiaansʻula; ʻulaʻula
Hongaarspiros
Italiaansrosso
Jiddischרויט
Kabylischazewwaɣ
Latijnruber; russus; rufus
Luxemburgsrout
Maleismerah
Nederduitsroud
Nederlandsblozend; rood
Noorsraud; rød
Oekraïensчервоний
Papiamentskòrá
Poolsczerwony
Portugeesrubro; vermelho
Roemeensroșu
Russischкрасный
Saterfriesrood
Schotsreid
Schots-Gaelischdearg; ruadh
Spaansrojo
Srananredi
Swahili‐ekundu
Thaisแดง; สีแดง
Tsjechischčerveň; červená; červený; rudý
Turksal
Welscoch
Westerlauwers Friesread
Zweedsröd