Informo pri la vorto 'losschieten' [dut] (epo: malfiksiĝi subite)

Sinonimo: losspringen

Konjugacio

Indikativo
Prezenco	Preterito
(ik) losschiet	(ik) losschoot
(jij) losschiet	(jij) losschoot
(hij) losschiet	(hij) losschoot
(wij) losschieten	(wij) losschoten
(jullie) losschieten	(jullie) losschoten
(gij) losschiet	(gij) losschoot
(zij) losschieten	(zij) losschoten
Subjunktivo
Prezenco	Preterito
(dat ik) losschiete	(dat ik) losschote
(dat jij) losschiete	(dat jij) losschote
(dat hij) losschiete	(dat hij) losschote
(dat wij) losschieten	(dat wij) losschoten
(dat jullie) losschieten	(dat jullie) losschoten
(dat gij) losschietet	(dat gij) losschotet
(dat zij) losschieten	(dat zij) losschoten
Participoj
Prezenca participo	Preterita participo
losschietend, losschietende	(zijn) losgeschoten