Information du mot arriveren (néerlandais → espéranto: alveni)

Synonymes: aankomen, belanden

Parti du discoursverbe
Prononciation/ɑriˈveːrə(n)/
Césurear·ri·ve·ren

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) arriveer(ik) arriveerde
(jij) arriveert(jij) arriveerde
(hij) arriveert(hij) arriveerde
(wij) arriveren(wij) arriveerden
(jullie) arriveren(jullie) arriveerden
(gij) arriveert(gij) arriveerdet
(zij) arriveren(zij) arriveerden
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) arrivere(dat ik) arriveerde
(dat jij) arrivere(dat jij) arriveerde
(dat hij) arrivere(dat hij) arriveerde
(dat wij) arriveren(dat wij) arriveerden
(dat jullie) arriveren(dat jullie) arriveerden
(dat gij) arriveret(dat gij) arriveerdet
(dat zij) arriveren(dat zij) arriveerden
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
arriveerarriveert
Participes
Participe présentParticipe passé
arriverend, arriverende(zijn) gearriveerd

Exemples d’usage

Vandaag arriveren mijn onbekende gasten uit Stroma.
Laat in de middag arriveerde een tweetal reizigers van rijpere leeftijd bij de herberg.
Een uur later begonnen er karren uit Pera te arriveren.
Je arriveerde maar net op tijd!
Het was al laat toen wij bij het huis arriveerden en ik zal die ontmoeting nooit vergeten.
In iets minder dan twaalf minuten arriveert de ambulance.
De Amerikaan is gearriveerd.

Traductions

afrikaansaankom
albanaisarrij; mërrij
allemandankommen; eintreffen; gelangen; zukommen; herzukommen
anglaisarrive
anglais (vieil anglais)becuman
catalanarribar
créole jamaïcainkech
danoisankomme
espagnolllegar
espérantoalveni
féringienkoma
finnoissaapua
françaisarriver
frison occidentalarrivearje; oankomme; oanlânje
frison saterlandankuume; geloangje; ienträffe; toukuume
grecαφικνούμαι; φθάνω
hongroisérkezik; megérkezni
islandaiskoma
italienarrivare
kabyleawed
latinadvenire; pervenire
malaissampi; tiba
norvégienankomme
papiamentoyega
polonaisprzyjechać; przyjść
portugaischegar
roumainajunge; sosi
russeприбывать; прибыть
souahéli‐fika
sranandoro; kon
suédoisankomma
thaïถึง; มาถึง
turcvarmak; vasıl olmak
yidicheאָנקומען