Informatie over het woord bekladden (Nederlands → Esperanto: makuli)

Synoniemen: bevlekken, bezoedelen, smetten, vlekken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈklɑdə(n)/
Afbrekingbe·klad·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) beklad(ik) bekladde
(jij) bekladt(jij) bekladde
(hij) bekladt(hij) bekladde
(wij) bekladden(wij) bekladden
(jullie) bekladden(jullie) bekladden
(gij) bekladt(gij) bekladdet
(zij) bekladden(zij) bekladden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bekladde(dat ik) bekladde
(dat jij) bekladde(dat jij) bekladde
(dat hij) bekladde(dat hij) bekladde
(dat wij) bekladden(dat wij) bekladden
(dat jullie) bekladden(dat jullie) bekladden
(dat gij) bekladdet(dat gij) bekladdet
(dat zij) bekladden(dat zij) bekladden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bekladbekladt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bekladdend, bekladdende(hebben) beklad

Voorbeelden van gebruik

Daar staat iemand mijn beuk te bekladden!

Vertalingen

Duitsflecken; beflecken; einflecken; sudeln
Engelsbesmirch
Esperantomakuli
Franssalir; souiller
Portugeesmacular; manchar
Saterfriesbegräime; beklaadje; bemudderje
Spaansmanchar
Srananfraka