Informatie over het woord aanbrengen (Nederlands → Esperanto: alporti)

Synoniemen: aandragen, bezorgen, brengen, apporteren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈambrɛŋə(n)/
Afbrekingaan·bren·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) breng aan(ik) bracht aan
(jij) brengt aan(jij) bracht aan
(hij) brengt aan(hij) bracht aan
(wij) brengen aan(wij) brachten aan
(jullie) brengen aan(jullie) brachten aan
(gij) brengt aan(gij) bracht aan
(zij) brengen aan(zij) brachten aan
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) aanbrenge(dat ik) aanbrachte
(dat jij) aanbrenge(dat jij) aanbrachte
(dat hij) aanbrenge(dat hij) aanbrachte
(dat wij) aanbrengen(dat wij) aanbrachten
(dat jullie) aanbrengen(dat jullie) aanbrachten
(dat gij) aanbrenget(dat gij) aanbrachtet
(dat zij) aanbrengen(dat zij) aanbrachten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
breng aanbrengt aan
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
aanbrengend, aanbrengende(hebben) aangebracht

Voorbeelden van gebruik

Zodoende werden er dagelijks niet meer dan gemiddeld drie aangebracht, terwijl gerekend was op minstens tien.

Vertalingen

Afrikaansbring
Catalaansaportar; portar; portar a
Deensbringe
Duitsbringen; anbringen; eintragen; heranbringen; überbringen
Engelsbring
Engels (Oudengels)brengan; bringan
Esperantoalporti
Fransamener; apporter
Grieks (Oudgrieks)ἄγω
Hongaarsodavisz
IJslandsflytja; færa
Italiaansportare
Latijnadducere; ferre
Luxemburgsbréngen
Maleisambil … mengambil
Noorsbringe
Papiamentshiba; trese
Poolsprzynieść
Portugeestrazer
Roemeensaduce
Saterfriesanbrange; brange; hääranbrange; iendreege; uurbrange
Schots-Gaelischthoir
Spaansaportar; traer
Sranantyari
Swahili‐leta
Thaisเอา; เอา…มา
Tsjechischdonésti
Turksgetirmek
Westerlauwers Friesoanbringe; oandrage; tatôgje; bringe