Ynformaasje oer it wurd vastbinden (Nederlânsk → Esperanto: ligi)

Synonimen: aansluiten, binden, vastmaken, verbinden, liëren

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ˈvɑzdbɪndə(n)/
Ofbrekingvast·bin·den

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) bind vast(ik) bond vast
(jij) bindt vast(jij) bond vast
(hij) bindt vast(hij) bond vast
(wij) binden vast(wij) bonden vast
(jullie) binden vast(jullie) bonden vast
(gij) bindt vast(gij) bondt vast
(zij) binden vast(zij) bonden vast
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) vastbinde(dat ik) vastbonde
(dat jij) vastbinde(dat jij) vastbonde
(dat hij) vastbinde(dat hij) vastbonde
(dat wij) vastbinden(dat wij) vastbonden
(dat jullie) vastbinden(dat jullie) vastbonden
(dat gij) vastbindet(dat gij) vastbondet
(dat zij) vastbinden(dat zij) vastbonden
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
bind vastbindt vast
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
vastbindend, vastbindende(hebben) vastgebonden

Foarbylden fan gebrûk

Hij haalde de kluwen rood garen te voorschijn en bond het ene eind vast aan een lage tak van de oude eik.
Ze hebben hem vastgebonden aan een boom met de bedoeling, veronderstel ik, hem te ondervragen.
En als zijn armen waren vastgebonden, hoe heeft hij het mes dan gebruikt?

Oarsettingen

Afrikaanskvasbind
Deenskbinde
Dútskbinden; verbinden
Esperantoligi
Fereuerskbinda
Finsksitoa
Frânskattacher; nouer; relier
Fryskferbine; bine
Ingelsktie; tie up; fasten
Ingelsk (Aldingesk)bindan
Italjaansklegare
Jiddyskבינדן
Katalaansklligar
Latynligare
Lúksemboarchskbannen
Maleiskikat; mengikat
Noarskknyte; binde
Poalskłączyć; wiązać
Portegeeskamarrar; atar; ligar
Russyskвязать; связывать
Sealterfryskbiende; ferbiende
Skotskbind
Skotsk-Geliskceangail
Spaanskatar; ligar
Surinaamsktay
Sweedskbinda; snöra
Taiskต่อ; ผูก
Tsjechyskpřipojit; sloučit; spojit; spojovat; svázat; vázat; zavázat
Turkskbağlamak