Informatie over het woord aanrukken (Nederlands → Esperanto: almarŝi)

Synoniem: opmarcheren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈanrɵkə(n)/
Afbrekingaan·ruk·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ruk aan(ik) rukte aan
(jij) rukt aan(jij) rukte aan
(hij) rukt aan(hij) rukte aan
(wij) rukken aan(wij) rukten aan
(jullie) rukken aan(jullie) rukten aan
(gij) rukt aan(gij) ruktet aan
(zij) rukken aan(zij) rukten aan
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) aanrukke(dat ik) aanrukte
(dat jij) aanrukke(dat jij) aanrukte
(dat hij) aanrukke(dat hij) aanrukte
(dat wij) aanrukken(dat wij) aanrukten
(dat jullie) aanrukken(dat jullie) aanrukten
(dat gij) aanrukket(dat gij) aanruktet
(dat zij) aanrukken(dat zij) aanrukten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ruk aanrukt aan
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
aanrukkend, aanrukkende(zijn) aangerukt

Vertalingen

Engelsadvance; march on
Esperantoalmarŝi
Roemeensavansa; înainta