Informatie over het woord wassen (Nederlands → Esperanto: lavumi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋɑsə(n)/
Afbrekingwas·sen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) was(ik) waste, wies
(jij) wast(jij) waste, wies
(hij) wast(hij) waste, wies
(wij) wassen(wij) wasten, wiesen
(jullie) wassen(jullie) wasten, wiesen
(gij) wast(gij) wastet, wiest
(zij) wassen(zij) wasten, wiesen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) wasse(dat ik) waste, wiese
(dat jij) wasse(dat jij) waste, wiese
(dat hij) wasse(dat hij) waste, wiese
(dat wij) wassen(dat wij) wasten, wiesen
(dat jullie) wassen(dat jullie) wasten, wiesen
(dat gij) wasset(dat gij) wastet, wieset
(dat zij) wassen(dat zij) wasten, wiesen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
waswast
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
wassend, wassende(hebben) gewassen

Vertalingen

Esperantolavumi
Spaanspintar al aguada; pintar al lavado