Informo pri la vorto zwabberen (nederlanda → esperanto: lavbalai)

Vortspecoverbo
Prononco/ˈzʋɑbərə(n)/
Dividozwab·be·ren

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) zwabber(ik) zwabberde
(jij) zwabbert(jij) zwabberde
(hij) zwabbert(hij) zwabberde
(wij) zwabberen(wij) zwabberden
(jullie) zwabberen(jullie) zwabberden
(gij) zwabbert(gij) zwabberdet
(zij) zwabberen(zij) zwabberden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) zwabbere(dat ik) zwabberde
(dat jij) zwabbere(dat jij) zwabberde
(dat hij) zwabbere(dat hij) zwabberde
(dat wij) zwabberen(dat wij) zwabberden
(dat jullie) zwabberen(dat jullie) zwabberden
(dat gij) zwabberet(dat gij) zwabberdet
(dat zij) zwabberen(dat zij) zwabberden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
zwabberzwabbert
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
zwabberend, zwabberende(hebben) gezwabberd

Uzekzemploj

Zo zwabberde hij dus welgemoed het dek en dacht aan niets in het bijzonder.

Tradukoj

esperantolavbalai; ŝvabri