Informo pri la vorto vastbinden (nederlanda → esperanto: alligi)

Sinonimoj: aanbinden, afmeren, meren, onderbinden, vastleggen, aanmeren

Vortspecoverbo
Prononco/ˈvɑzdbɪndə(n)/
Dividovast·bin·den

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) bind vast(ik) bond vast
(jij) bindt vast(jij) bond vast
(hij) bindt vast(hij) bond vast
(wij) binden vast(wij) bonden vast
(jullie) binden vast(jullie) bonden vast
(gij) bindt vast(gij) bondt vast
(zij) binden vast(zij) bonden vast
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) vastbinde(dat ik) vastbonde
(dat jij) vastbinde(dat jij) vastbonde
(dat hij) vastbinde(dat hij) vastbonde
(dat wij) vastbinden(dat wij) vastbonden
(dat jullie) vastbinden(dat jullie) vastbonden
(dat gij) vastbindet(dat gij) vastbondet
(dat zij) vastbinden(dat zij) vastbonden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
bind vastbindt vast
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
vastbindend, vastbindende(hebben) vastgebonden

Uzekzemploj

Wij bonden onze paarden vast en gingen zitten, in afwachting van de duisternis.
Simon bond het vast en Nilder boog zich weer over de railing.

Tradukoj

anglafasten; tether; tie
esperantoalligi
francaattacher; lier
germanaanschließen
norvegafortøye
saterlanda frizonaansluute; befäästigje; fäästbiende; fäästmoakje; feronkerje; seelje