Informatie over het woord hinken (Nederlands → Esperanto: lami)

Synoniemen: hompelen, kreupel lopen, mank lopen, trekken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɦɪŋkə(n)/
Afbrekinghin·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) hink(ik) hinkte
(jij) hinkt(jij) hinkte
(hij) hinkt(hij) hinkte
(wij) hinken(wij) hinkten
(jullie) hinken(jullie) hinkten
(gij) hinkt(gij) hinktet
(zij) hinken(zij) hinkten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) hinke(dat ik) hinkte
(dat jij) hinke(dat jij) hinkte
(dat hij) hinke(dat hij) hinkte
(dat wij) hinken(dat wij) hinkten
(dat jullie) hinken(dat jullie) hinkten
(dat gij) hinket(dat gij) hinktet
(dat zij) hinken(dat zij) hinkten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hinkhinkt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
hinkend, hinkende(hebben) gehinkt

Voorbeelden van gebruik

Hinkend ging hij terug aan dek en sjorde alles zo vast mogelijk.
Met zijn zwaard in zijn hand hinkte Nestor verder langs de eindeloze bochten van het ravijn.
Hij zag Tannahill naar een stoel hinken en gaan zitten.

Vertalingen

Deenshalte
Duitshinken; humpeln; lahmen
Engelslimp
Esperantolami
Faeröershalta
Italiaanszoppicare
Portugeescapengar; coxear
Saterfrieshinkje; humpelje; kloutje
Spaanscojear
Turksaksamak
Zweedshalta