Informo pri la vorto werken (nederlanda → esperanto: labori)

Sinonimo: arbeiden

Vortspecoverbo
Prononco/ˈʋɛrkə(n)/
Dividower·ken

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) werk(ik) werkte, wrocht
(jij) werkt(jij) werkte, wrocht
(hij) werkt(hij) werkte, wrocht
(wij) werken(wij) werkten, wrochten
(jullie) werken(jullie) werkten, wrochten
(gij) werkt(gij) werktet, wrocht
(zij) werken(zij) werkten, wrochten
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) werke(dat ik) werkte, wrochte
(dat jij) werke(dat jij) werkte, wrochte
(dat hij) werke(dat hij) werkte, wrochte
(dat wij) werken(dat wij) werkten, wrochten
(dat jullie) werken(dat jullie) werkten, wrochten
(dat gij) werket(dat gij) werktet, wrochtet
(dat zij) werken(dat zij) werkten, wrochten
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
werkwerkt
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
werkend, werkende(hebben) gewerkt, gewrocht

Uzekzemploj

De oude pakte zijn zaag en werkte verder.
Mijn collega’s werkten op korte afstand, maar hadden ons gesprek niet kunnen verstaan.
Er wordt hard en lang gewerkt.
Arflane leunde over de reling en keek naar de werkende mannen.
Hij wrocht idealistisch voor een wereld waarin het verleden zou herrijzen.
Ach, ik heb echt hard gewrocht in mijn leven.
Duitsland en Frankrijk werken achter de schermen aan een reddingsplan voor de Griekse schuldencrisis.

Tradukoj

afrikansoarbei; werk
anglawork; labour
ĉeĥadělat; pracovat
danaarbejde
esperantolabori
feroaarbeiða
finnatyöskennellä
francatravailler
germanaarbeiten
havajahana
hispanatrabajar
islandaverka; vinna
italalavorare
jidaאַרבעטנ
katalunalaborar; treballar
kimragweithio
luksemburgiaschaffen
malajakerja; bekerja
okcidenta frizonaarbeidzje; wurkje
papiamentotraha
platgermanawarken
polapracować
portugalalidar; trabalhar
rusaработать
saterlanda frizonaoarbaidje
skotawirk
skota gaelaoibrich
surinamawroko
svahilo‐fanya kazi
svedaarbeta; verka
tajaทำงาน
turkaçalişmak