Informatie over het woord racen (Nederlands → Esperanto: kuregi)

Synoniemen: hardlopen, vlieden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈresə(n)/
Afbrekingra·cen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) race(ik) racete
(jij) racet(jij) racete
(hij) racet(hij) racete
(wij) racen(wij) raceten
(jullie) racen(jullie) raceten
(gij) racet(gij) racetet
(zij) racen(zij) raceten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) raceë(dat ik) racete
(dat jij) raceë(dat jij) racete
(dat hij) raceë(dat hij) racete
(dat wij) racen(dat wij) raceten
(dat jullie) racen(dat jullie) raceten
(dat gij) racet(dat gij) racetet
(dat zij) racen(dat zij) raceten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
raceracet
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
racend, racende(hebben) geracet

Voorbeelden van gebruik

De 29‐jarige bestuurder racete met meer dan 150 kilometer per uur over een weg waar slechts 80 is toegestaan.
Binnen racete hij de gang door, direct naar boven.

Vertalingen

Duitseilen; rennen; schnell rennen; stürmen
Engelsrace
Esperantokuregi
Faeröersstórleypa
Franss’élancer; se précipiter
Latijncurrere; volare
Russischбегать; бежать
Saterfriesbänselje; bruusje; flitskje; gau loope; ielje; joagje; kielje; näidje; tauje; tichelje
Spaanscorrer
Tsjechischběžet; hnát se; ubíhat; utíkat; závodit
Zweedsspringa