Synoniem: carpoolen
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /ˈmerɛi̯də(n)/, /ˈmerɛi̯jə(n)/ |
Afbreking | mee·rij·den |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) rij mee, rijd mee | (ik) reed mee |
(jij) rijdt mee | (jij) reed mee |
(hij) rijdt mee | (hij) reed mee |
(wij) rijden mee | (wij) reden mee |
(jullie) rijden mee | (jullie) reden mee |
(gij) rijdt mee | (gij) reedt mee |
(zij) rijden mee | (zij) reden mee |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) meerijde | (dat ik) meerede |
(dat jij) meerijde | (dat jij) meerede |
(dat hij) meerijde | (dat hij) meerede |
(dat wij) meerijden | (dat wij) meereden |
(dat jullie) meerijden | (dat jullie) meereden |
(dat gij) meerijdet | (dat gij) meeredet |
(dat zij) meerijden | (dat zij) meereden |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
rij mee, rijd mee | rijdt mee |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
meerijdend, meerijdende | (zijn) meegereden |
Esperanto | kunveturi |
---|