Synoniem: medebetalen
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /ˈmebətalə(n)/ |
Afbreking | mee·be·talen |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) betaal mee | (ik) betaalde mee |
(jij) betaalt mee | (jij) betaalde mee |
(hij) betaalt mee | (hij) betaalde mee |
(wij) betalen mee | (wij) betaalden mee |
(jullie) betalen mee | (jullie) betaalden mee |
(gij) betaalt mee | (gij) betaaldet mee |
(zij) betalen mee | (zij) betaalden mee |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) meebetale | (dat ik) meebetaalde |
(dat jij) meebetale | (dat jij) meebetaalde |
(dat hij) meebetale | (dat hij) meebetaalde |
(dat wij) meebetalen | (dat wij) meebetaalden |
(dat jullie) meebetalen | (dat jullie) meebetaalden |
(dat gij) meebetalet | (dat gij) meebetaaldet |
(dat zij) meebetalen | (dat zij) meebetaalden |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
betaal mee | betaalt mee |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
meebetalend, meebetalende | (hebben) meebetaald |
Esperanto | kunpagi |
---|