Informatie over het woord samenklinken (Nederlands → Esperanto: kunniti)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) klink samen(ik) klonk samen
(jij) klinkt samen(jij) klonk samen
(hij) klinkt samen(hij) klonk samen
(wij) klinken samen(wij) klonken samen
(jullie) klinken samen(jullie) klonken samen
(gij) klinkt samen(gij) klonkt samen
(zij) klinken samen(zij) klonken samen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) samenklinke(dat ik) samenklonke
(dat jij) samenklinke(dat jij) samenklonke
(dat hij) samenklinke(dat hij) samenklonke
(dat wij) samenklinken(dat wij) samenklonken
(dat jullie) samenklinken(dat jullie) samenklonken
(dat gij) samenklinket(dat gij) samenklonket
(dat zij) samenklinken(dat zij) samenklonken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
klink samenklinkt samen
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
samenklinkend, samenklinkende(hebben) samengeklonken

Vertalingen

Esperantokunniti