Informatie over het woord aankruisen (Nederlands → Esperanto: krucmarki)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈaŋkrœy̯sə(n)/
Afbrekingaan·krui·sen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kruis aan(ik) kruiste aan
(jij) kruist aan(jij) kruiste aan
(hij) kruist aan(hij) kruiste aan
(wij) kruisen aan(wij) kruisten aan
(jullie) kruisen aan(jullie) kruisten aan
(gij) kruist aan(gij) kruistet aan
(zij) kruisen aan(zij) kruisten aan
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) aankruise(dat ik) aankruiste
(dat jij) aankruise(dat jij) aankruiste
(dat hij) aankruise(dat hij) aankruiste
(dat wij) aankruisen(dat wij) aankruisten
(dat jullie) aankruisen(dat jullie) aankruisten
(dat gij) aankruiset(dat gij) aankruistet
(dat zij) aankruisen(dat zij) aankruisten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
kruis aankruist aan
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
aankruisend, aankruisende(hebben) aangekruist

Vertalingen

Engelscheck off; mark with a cross; put a cross against; tick off
Esperantokrucmarki