Informatie over het woord krammen (Nederlands → Esperanto: krampi)

Synoniemen: klampen, nieten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈkrɑmə(n)/
Afbrekingkram·men

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kram(ik) kramde
(jij) kramt(jij) kramde
(hij) kramt(hij) kramde
(wij) krammen(wij) kramden
(jullie) krammen(jullie) kramden
(gij) kramt(gij) kramdet
(zij) krammen(zij) kramden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) kramme(dat ik) kramde
(dat jij) kramme(dat jij) kramde
(dat hij) kramme(dat hij) kramde
(dat wij) krammen(dat wij) kramden
(dat jullie) krammen(dat jullie) kramden
(dat gij) krammet(dat gij) kramdet
(dat zij) krammen(dat zij) kramden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
kramkramt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
krammend, krammende(hebben) gekramd

Vertalingen

Duitsklammern; anklammern
Engelsclamp; staple
Esperantokrampi
Portugeesengatar; fixar com grampo