Informatie over het woord knappen (Nederlands → Esperanto: kraki)

Synoniemen: knallen, kraken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈknɑpə(n)/
Afbrekingknap·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) knapt(hij) knapte
(zij) knappen(zij) knapten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) knappe(dat hij) knapte
(dat zij) knappen(dat zij) knapten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
knapknapt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
knappend, knappende(hebben) geknapt

Voorbeelden van gebruik

Daar vond hij enige troost bij het knappende vuur en bij een goed boek.

Vertalingen

Duitsknallen; knarren; krachen; knacken
Engelscrack
Engels (Oudengels)gnyrran
Esperantokraki
Faeröersbraka; bresta
Franscraquer
Portugeesestalar
Saterfriesknalje; knappe; kroakje
Spaanschascar; crugir; restallar
Zweedsknaka