Informatie over het woord vastsmeden (Nederlands → Esperanto: alforĝi)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) smeed vast(ik) smeedde vast
(jij) smeedt vast(jij) smeedde vast
(hij) smeedt vast(hij) smeedde vast
(wij) smeden vast(wij) smeedden vast
(jullie) smeden vast(jullie) smeedden vast
(gij) smeedt vast(gij) smeeddet vast
(zij) smeden vast(zij) smeedden vast
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) vastsmede(dat ik) vastsmeedde
(dat jij) vastsmede(dat jij) vastsmeedde
(dat hij) vastsmede(dat hij) vastsmeedde
(dat wij) vastsmeden(dat wij) vastsmeedden
(dat jullie) vastsmeden(dat jullie) vastsmeedden
(dat gij) vastsmedet(dat gij) vastsmeeddet
(dat zij) vastsmeden(dat zij) vastsmeedden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
smeed vastsmeedt vast
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
vastsmedend, vastsmedende(hebben) vastgesmeed

Vertalingen

Duitsfestschmieden; fesseln
Engelsweld
Esperantoalforĝi