Informatie over het woord paŭzo

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Afbrekingpaŭz·o

Verbuiging

 EnkelvoudMeervoud
Nominatiefpaŭzopaŭzoj
Accusatiefpaŭzonpaŭzojn

Vertalingen

Afrikaanspouse
Catalaansdescans; pausa
Deenspause
DuitsPause
Engelsbreak; intermission; pause; recess; interlude; lull; respite; interval
Faeröershvíld; íhald; steðgur
Finstauko
Franspause; repos; trêve
Nederlandspauze; rust
Portugeespausa; suspensão
SaterfriesÄntsät; Pause
Spaanspausa
Tsjechischpauza; přestávka
Zweedspaus