Informatie over het woord opwerpen (Nederlands → Esperanto: kontraŭstarigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpʋɛrpə(n)/
Afbrekingop·wer·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) werp op(ik) wierp op
(jij) werpt op(jij) wierp op
(hij) werpt op(hij) wierp op
(wij) werpen op(wij) wierpen op
(jullie) werpen op(jullie) wierpen op
(gij) werpt op(gij) wierpt op
(zij) werpen op(zij) wierpen op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opwerpe(dat ik) opwierpe
(dat jij) opwerpe(dat jij) opwierpe
(dat hij) opwerpe(dat hij) opwierpe
(dat wij) opwerpen(dat wij) opwierpen
(dat jullie) opwerpen(dat jullie) opwierpen
(dat gij) opwerpet(dat gij) opwierpet
(dat zij) opwerpen(dat zij) opwierpen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
werp opwerpt op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opwerpend, opwerpende(hebben) opgeworpen

Vertalingen

Esperantokontraŭstarigi