Synoniemen: bijdoen, bijmengen, toegeven, toevoegen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈbɛi̯vuɣə(n)/ |
---|
Afbreking | bij·voe·gen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) voeg bij | (ik) voegde bij |
(jij) voegt bij | (jij) voegde bij |
(hij) voegt bij | (hij) voegde bij |
(wij) voegen bij | (wij) voegden bij |
(jullie) voegen bij | (jullie) voegden bij |
(gij) voegt bij | (gij) voegdet bij |
(zij) voegen bij | (zij) voegden bij |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) bijvoege | (dat ik) bijvoegde |
(dat jij) bijvoege | (dat jij) bijvoegde |
(dat hij) bijvoege | (dat hij) bijvoegde |
(dat wij) bijvoegen | (dat wij) bijvoegden |
(dat jullie) bijvoegen | (dat jullie) bijvoegden |
(dat gij) bijvoeget | (dat gij) bijvoegdet |
(dat zij) bijvoegen | (dat zij) bijvoegden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
voeg bij | voegt bij |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
bijvoegend, bijvoegende | (hebben) bijgevoegd |