Informatie over het woord opponeren (Nederlands → Esperanto: kontraŭargumenti)

Synoniemen: tegenin brengen, tegensputteren, tegenwerpen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɔpoˈnerə(n)/
Afbrekingop·po·ne·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) opponeer(ik) opponeerde
(jij) opponeert(jij) opponeerde
(hij) opponeert(hij) opponeerde
(wij) opponeren(wij) opponeerden
(jullie) opponeren(jullie) opponeerden
(gij) opponeert(gij) opponeerdet
(zij) opponeren(zij) opponeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opponere(dat ik) opponeerde
(dat jij) opponere(dat jij) opponeerde
(dat hij) opponere(dat hij) opponeerde
(dat wij) opponeren(dat wij) opponeerden
(dat jullie) opponeren(dat jullie) opponeerden
(dat gij) opponeret(dat gij) opponeerdet
(dat zij) opponeren(dat zij) opponeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
opponeeropponeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opponerend, opponerende(hebben) geopponeerd

Vertalingen

Deensbrokke
Esperantokontraŭargumenti
Fransrouspéter