Synoniem: samentrekken van een spier
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) trek samen | (ik) trok samen |
(jij) trekt samen | (jij) trok samen |
(hij) trekt samen | (hij) trok samen |
(wij) trekken samen | (wij) trokken samen |
(jullie) trekken samen | (jullie) trokken samen |
(gij) trekt samen | (gij) trokt samen |
(zij) trekken samen | (zij) trokken samen |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) samentrekke | (dat ik) samentrokke |
(dat jij) samentrekke | (dat jij) samentrokke |
(dat hij) samentrekke | (dat hij) samentrokke |
(dat wij) samentrekken | (dat wij) samentrokken |
(dat jullie) samentrekken | (dat jullie) samentrokken |
(dat gij) samentrekket | (dat gij) samentrokket |
(dat zij) samentrekken | (dat zij) samentrokken |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
trek samen | trekt samen |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
samentrekkend, samentrekkende | (hebben) samengetrokken |