Informatie over het woord bouw (Nederlands → Esperanto: konstruo)

Synoniemen: constructie, gebouw, aanleg, opbouw

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/bɑu̯̯/
Afbrekingbouw
Geslachtmanlijk

Voorbeelden van gebruik

Ik wil de kosten die niets met de bouw te maken hebben tot het minimum beperken.
Op de datum van 26 oktober was de bouw van de sleden eindelijk voltooid.

Vertalingen

Afrikaanskonstruksie
Deensanlæg; konstruktion
DuitsErbauung; Bau; Aufbau
Engelsbuilding; construction; structure
Esperantokonstruo
Fransbâtiment; construction
Italiaanscostruzione
LuxemburgsBau
Papiamentskonstrukshon
Spaansconstrucción
Westerlauwers Friesbou
Zweedsbyggnad