Informatie over het woord landen (Nederlands → Esperanto: albordiĝi)

Synoniemen: aan land gaan, aanleggen, aan wal komen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈlɑndə(n)/
Afbrekinglan·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) land(ik) landde
(jij) landt(jij) landde
(hij) landt(hij) landde
(wij) landen(wij) landden
(jullie) landen(jullie) landden
(gij) landt(gij) landdet
(zij) landen(zij) landden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) lande(dat ik) landde
(dat jij) lande(dat jij) landde
(dat hij) lande(dat hij) landde
(dat wij) landen(dat wij) landden
(dat jullie) landen(dat jullie) landden
(dat gij) landet(dat gij) landdet
(dat zij) landen(dat zij) landden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
landlandt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
landend, landende(zijn) geland

Voorbeelden van gebruik

Op 3 oktober landden de edelen op de Syrische kust.

Vertalingen

Deenslande
Duitsans Ufer kommen; das Ufer erreichen; das Ufer betreten; anlegen; landen
Engelsland
Esperantoalbordiĝi; alteriĝi
Faeröerskomast á land
Fransaborder
Hongaarskiköt
IJslandslanda; lenda
Nederduitslanden
Portugeesatracar‐se
Saterfriesloundje
Spaansabordar; atracar
Thaisขึ้นบก