Informatie over het woord afstemmen (Nederlands → Esperanto: konformigi)

Synoniemen: aanpassen, in overeenstemming brengen, rijmen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfstɛmə(n)/
Afbrekingaf·stem·men

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) stem af(ik) stemde af
(jij) stemt af(jij) stemde af
(hij) stemt af(hij) stemde af
(wij) stemmen af(wij) stemden af
(jullie) stemmen af(jullie) stemden af
(gij) stemt af(gij) stemdet af
(zij) stemmen af(zij) stemden af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afstemme(dat ik) afstemde
(dat jij) afstemme(dat jij) afstemde
(dat hij) afstemme(dat hij) afstemde
(dat wij) afstemmen(dat wij) afstemden
(dat jullie) afstemmen(dat jullie) afstemden
(dat gij) afstemmet(dat gij) afstemdet
(dat zij) afstemmen(dat zij) afstemden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stem afstemt af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afstemmend, afstemmende(hebben) afgestemd

Vertalingen

Duitsin Übereinstimmung bringen; in Einklang bringen; anpassen; angleichen
Engelsfit
Esperantokonformigi; alkonformigi