Synonyms: bekrachtigen, bevestigen, staven, vormen
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) erken | (ik) erkende |
(jij) erkent | (jij) erkende |
(hij) erkent | (hij) erkende |
(wij) erkennen | (wij) erkenden |
(jullie) erkennen | (jullie) erkenden |
(gij) erkent | (gij) erkendet |
(zij) erkennen | (zij) erkenden |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) erkenne | (dat ik) erkende |
(dat jij) erkenne | (dat jij) erkende |
(dat hij) erkenne | (dat hij) erkende |
(dat wij) erkennen | (dat wij) erkenden |
(dat jullie) erkennen | (dat jullie) erkenden |
(dat gij) erkennet | (dat gij) erkendet |
(dat zij) erkennen | (dat zij) erkenden |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
erken | erkent |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
erkennend, erkennende | (hebben) erkend |
Je erkent de mogelijkheid?
De regering van Nigeria heeft nooit erkend dat er buitenlandse huurlingen actief zijn in de gevechten.
Trump heeft zijn verlies nog niet erkend, en lijkt ook niet van plan dat te gaan doen.
„Er is een lijst”, erkende de portier omzichtig.