Synoniemen: hoogte krijgen van, snappen, vatten, verstaan, kneizen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /bəˈɣrɛi̯pə(n)/ |
---|
Afbreking | be·grij·pen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) begrijp | (ik) begreep |
(jij) begrijpt | (jij) begreep |
(hij) begrijpt | (hij) begreep |
(wij) begrijpen | (wij) begrepen |
(jullie) begrijpen | (jullie) begrepen |
(gij) begrijpt | (gij) begreept |
(zij) begrijpen | (zij) begrepen |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) begrijpe | (dat ik) begrepe |
(dat jij) begrijpe | (dat jij) begrepe |
(dat hij) begrijpe | (dat hij) begrepe |
(dat wij) begrijpen | (dat wij) begrepen |
(dat jullie) begrijpen | (dat jullie) begrepen |
(dat gij) begrijpet | (dat gij) begrepet |
(dat zij) begrijpen | (dat zij) begrepen |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
begrijp | begrijpt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
begrijpend, begrijpende | (hebben) begrepen |
Maar ik zie aan je gezicht dat je me niet begrijpt.
Ik begrijp niet wat u bedoeld.
En eindelijk werd hij zo geestig, dat niemand hem meer begreep.