Information über das Wort componeren (Niederländisch → Esperanto: komponi)

Synonyme: samenstellen, schrijven

WortartVerb
Aussprache/kɔmpoˈnerə(n)/
Trennungcom·po·ne·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) componeer(ik) componeerde
(jij) componeert(jij) componeerde
(hij) componeert(hij) componeerde
(wij) componeren(wij) componeerden
(jullie) componeren(jullie) componeerden
(gij) componeert(gij) componeerdet
(zij) componeren(zij) componeerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) componere(dat ik) componeerde
(dat jij) componere(dat jij) componeerde
(dat hij) componere(dat hij) componeerde
(dat wij) componeren(dat wij) componeerden
(dat jullie) componeren(dat jullie) componeerden
(dat gij) componeret(dat gij) componeerdet
(dat zij) componeren(dat zij) componeerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
componeercomponeert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
componerend, componerende(hebben) gecomponeerd

Gebrauchsbeispiele

Heb jij gecomponeerd?

Übersetzungen

Afrikaanskomponeer
Deutschkomponieren; bilden
Englischcompose
Esperantokomponi
Finnischsäveltää
Französischcomposer
Katalanischcompondre
Malaiischkarang … mengarang
Papiamentokomponé
Polnischkomponować
Portugiesischcompor
Schwedischkomponera
Spanischcomponer