Synoniemen: aanvangen, beginnen, ingaan, ertoe overgaan, een aanvang nemen, inzetten, intreden
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈambrekə(n)/ |
---|
Afbreking | aan·bre·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(hij) breekt aan | (hij) brak aan |
(zij) breken aan | (zij) braken aan |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat hij) aanbreke | (dat hij) aanbrake |
(dat zij) aanbreken | (dat zij) aanbraken |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
aanbrekend, aanbrekende | (zijn) aangebroken |
Toen de dag aanbrak, verplaatsten wij ons kamp naar het boveneinde van het dal.
Er breken moeilijke tijden aan.
Hij begreep echter dat dit moment nu aangebroken was.
De dag des onheils was eindelijk aangebroken.