Informatie over het woord samenvallen (Nederlands → Esperanto: koincidi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsamə(n)vɑlə(n)/
Afbrekingsa·men·val·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) valt samen(hij) viel samen
(zij) vallen samen(zij) vielen samen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) samenvalle(dat hij) samenviele
(dat zij) samenvallen(dat zij) samenvielen
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
samenvallend, samenvallende(zijn) samengevallen

Voorbeelden van gebruik

Is het dan niet redelijk te veronderstellen dat zijn programma zal samenvallen met het mijne?

Vertalingen

Catalaanscoincidir
Duitskoinzidieren; zusammenfallen; zusammentreffen; sich decken; völlig übereinstimmen
Engelscoincide
Esperantokoincidi
Finssattua yhteen
Franscoïncider
Spaanscoincidir