Informatie over het woord schakelen (Nederlands → Esperanto: kluĉi)

Synoniem: koppelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsxakələ(n)/
Afbrekingscha·ke·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schakel(ik) schakelde
(jij) schakelt(jij) schakelde
(hij) schakelt(hij) schakelde
(wij) schakelen(wij) schakelden
(jullie) schakelen(jullie) schakelden
(gij) schakelt(gij) schakeldet
(zij) schakelen(zij) schakelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) schakele(dat ik) schakelde
(dat jij) schakele(dat jij) schakelde
(dat hij) schakele(dat hij) schakelde
(dat wij) schakelen(dat wij) schakelden
(dat jullie) schakelen(dat jullie) schakelden
(dat gij) schakelet(dat gij) schakeldet
(dat zij) schakelen(dat zij) schakelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schakelschakelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
schakelend, schakelende(hebben) geschakeld

Vertalingen

Duitskuppeln; einkuppeln
Engelscouple; engage
Esperantokluĉi
Fransembrayer
Spaansembragar