Informatie over het woord buigen (Nederlands → Esperanto: klini)

Synoniemen: doen overhellen, neigen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbœʏ̯ɣə(n)/
Afbrekingbui·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) buig(ik) boog
(jij) buigt(jij) boog
(hij) buigt(hij) boog
(wij) buigen(wij) bogen
(jullie) buigen(jullie) bogen
(gij) buigt(gij) boogt
(zij) buigen(zij) bogen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) buige(dat ik) boge
(dat jij) buige(dat jij) boge
(dat hij) buige(dat hij) boge
(dat wij) buigen(dat wij) bogen
(dat jullie) buigen(dat jullie) bogen
(dat gij) buiget(dat gij) boget
(dat zij) buigen(dat zij) bogen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
buigbuigt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
buigend, buigende(hebben) gebogen

Vertalingen

Catalaansinclinar
Duitsneigen; hinneigen; beugen; verneigen; kippen
Engelsbend; incline
Esperantoklini
Faeröersbenda; boyggja; hella
Finskallistaa
Fransincliner
Saterfrieskaantje; naigje
Spaansinclinar
Tsjechischmít sklon; nachýlit; naklánět; naklonit; sklonit